Op 13 juli 1810 krijgt de officier van justitie bevel om Rikke Jans en Hindrik Kloots te Noordlaren te arresteren en in voorlopige hechtenis over te brengen naar het Geregthuis te Hoogezand. Dat klinkt niet best. Welk misdrijf hebben zij begaan? Gelukkig biedt het verhandelde ter zitting van het Geregt Gorecht en Sappemeer de volgende dag daarover enige informatie. Allereerst blijkt er een misverstand rond de persoon Rikke Jans. Een persoon met deze naam heeft de officier in Noordlaren niet kunnen vinden. Wel was er een Sikke Jans en de officier heeft door nader onderzoek vastgesteld, dat diens zoon Jannes Sikkens de gezochte misdadiger moest zijn. Ook wordt ter zitting duidelijk wat Jannes Sikkens en Hindrik Kloots hebben misdaan. Zij hebben uniformkleding gekocht van gedeserteerde militairen en wel van de karabiniers Buijtendijk, Van Eijsden en Zwijnsbergen van het tweede bataljon Regiment Jagers. Jannes Sikkens en Hindrik Kloots verweren zich door te zeggen, dat de drie personen zich voordeden als oud-militairen en dat zij zich er dus geenszins van bewust waren geweest militaire kledij te kopen.
Overigens is die 13e juli 1810 wel een bijzondere datum. Op diezelfde dag komt een einde aan het Koninkrijk Holland en worden de Nederlanden ingelijfd bij het Franse rijk. Keizer Napoleon heeft het nu ook in Nederland voor het zeggen.
De rechter in Hoogezand wenst bij de behandeling van de zaak tegen Jannes Sikkens en Hindrik Koops niet over één nacht ijs te gaan. Allereerst wenst hij dat de luitenant Veere en de korporaal Van Eijbergen gehoord worden over in welke kleren de bedoelde militairen waren gedeserteerd en of zij ook wapenen bij zich hadden. Voorts heeft hij in de hem toegezonden verklaringen gelezen, dat er twee kapotten (overjassen) en twee pantalons van de karabiniers gekocht zijn, maar het is hem niet duidelijk welke kledingstukken door Jannes Sikkes en welke door Hindrik Koops gekocht zijn. Dat moet nader worden uitgezocht. Voorts acht hij het nodig dat de genoemde kledingstukken aan het Gerecht worden gezonden om aan de beschuldigden vertoond te kunnen worden.
Als ik het goed begrijp zitten Jannes Sikkens en Hindrik Koops een maand later nog steeds vast in Hoogezand. De officier krijgt dan toestemming ze voor het gerecht te dagen. Voorts meldt de commissaris rapporteur, dat de drie militairen op grond van een keizerlijk pardon uit detentie zijn ontslagen en terug gezonden zijn naar hun eenheid. Zij zouden nu als getuigen gehoord kunnen worden in de zaak tegen Jannes Sikkens en Hindrik Kloots. Dat horen van militairen is overigens geen eenvoudige zaak. Het kost veel tijd. Pas op 10 oktober 1810 zijn de gewenst verklaringen ontvangen van luitenant Veere en korporaal Eijbergen en dat betekent dat eindelijk op 13 oktober 1810 de inhoudelijke behandeling van de zaak voor de rechtbank kan plaats vinden. Die inhoudelijke behandeling leidt tot verrassende conclusies en een even verrassende uitkomst.
De rechtbank stelt dan vast dat uit “ingewonnen informatiën, beëdigde verklaringen van getuigen en gehouden examina is gebleken:
- dat de gevangen Hindrik Roelfs Kloots, volgens zijne verklaring in het 53e jaar oud, geboren te Zuidlaren, woonachtig te Noordlaren, alwaar hij een kleine boerderij gebruikt, op den 19 van den zomermaand 1810 des middags van drie karabiniers behorende tot het gewezen eerste regiment jagers, in zijn huis heeft gekocht twee kapotten of overjassen en een lange groene broek, zijnde alle militaire kledingstukken;
- dat de gevangene deswegens in criminele detentie getrokken, erkende op dien tijd een overjas en een lange groene broek gekocht te hebben, de eerste voor vier en de laatste voor een gulden van drie hem onbekende personen, ontkennende een tweede overjas van hen gekocht te hebben, dragende de gevangene daarbij tot zijner verontschuldiging voor, noch de wet gekend te hebben, waarbij verboden wordt klederen van militairen te kopen, noch dat de verkopers militairen waren, noch dat de door hem gekochte kleederen, kledingstukken van militairen waren;
- dat, ofschoon in het algemeen niemand zich op de onkunde van de wet kan beroepen, des gevangene stellige verklaring dienaangaande ten hoogsten waarschijnlijk is geworden, doordien het bij het proces is gebleken, dat de publicatie van den 10 van lentemaand 1807 tegen het kopen van militaire kledingstukken, niet naar den inhoud van art. 14 van dien wet in Noordlaren is bekend gemaakt, zijnde die wet niet in een herberg te Noordlaren bezorgd, noch aldaar ter lezing hebbende voorgehangen;
- dat des gevangens voorgeven van de verkopers dier kledingstukken niet voor militairen te hebben herkend, niet als ongeloofwaardig heeft mogen worden beschouwd, omdat zoo al ooit door het zijdelings van den weg gelegen dorp Noordlaren militairen zijn getrokken, dezelve alsdan voor zeker in vol uniform en wapenuitrusting zullen zijn geweest, terwijl een soldaat zoodanig uitgedoscht zoowel ten plattenlande als in garnizoenen kan worden herkend en voorts, omdat de verkopers niet in vol uniform en wapenuitrusting waren, maar in hunne zoogenoemde kleine uniform, zijnde hunne dagelijksche grijze buisjes en grijze jassen gekleed waren, eene kleding die wel in de garnizoenen, maar voor zeker minder ten plattenlande algemeen bekend is. Hebbende het niet kunnen worden bewezen, dat de verkopers toentertijd hunnen sabels onbedekt bij zich droegen, hetwelk door de gevangene wordt ontkend;
- dat ook des gevangens voorgeven van de gekochte kleederen niet voor kledingstukken van militairen te hebben herkend vrij waarschijnlijk is bevonden, dewijl daaraan volgens de verklaring van den luitenant T.L.L. Veere en den sergeant Lodewijk Esan geen andere bijzondere teekenen waren, dan passanten in den kraag met geel afgezet, iets hetwelk wel bij militairen, maar bezwaarlijk bij een landman voor een distinctief militair teeken zal worden beschouwd, terwijl de lange groene broek geen bijzonder teeken had, ja zelfs geen uniforme, maar verschillende knopen daaraan waren;
- dat hiertegen wel schijnt te strijden de verklaring van de gevangene, dat de verkopers zeiden militairen te zijn en hun paspoort gekregen te hebben, waaruit hij dan gewaar wierdt, dat zij militairen waren, hoezeer hij het anders niet wist, maar van den anderen kant is het ook wel te begrijpen, dat de gevangen onbekend met militairen, personen zonder uniform voor zich ziende, derzelve verklaring van paspoort gekregen te hebben, ligtelijk konde geloven, zonder daarom met de wet bekend te worden welke verbied militaire kledingstukken te kopen;
- dat het derhalve zeker is, dat de gevangene van militairen heeft gekocht een of twee kapotten en een broek tot hunne kleederen behoorende, maar het niet zeker is, dat hij dit wetende gedaan heeft, noch ook, dat hij het verbod der wet, niet naar het voorschrift gepromulgeerd heeft gekend”.
Zo loopt na drie maanden in het gevang te hebben gezeten de gehele zaak toch nog gunstig voor Hindrik Kloots ( en evenzo voor Jannes Sikkens) af en wordt hij door de rechter “regt doende in naam en vanwege zijner Majesteit den Keizer” uit de detentie ontslagen.
Helaas bestaan er geen afbeeldingen van eenvoudige Nederlandse militairen uit de Franse tijd. Daarom maar een plaatje van keizer Napoleon die zijn troepen toespreekt.
De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 86.