Het archeologisch onderzoek naar middeleeuwse karrensporen in het Noordlaarderbos heeft in het laatste weekend van november plaatsgevonden. Mét succes, want ze zijn gevonden. Al heel lang wordt er van uitgegaan dat tussen de zandruggen van het Noordlaarderbos middeleeuwse karrenroutes hebben gelopen die onderdeel waren van één van de belangrijkste handelsroutes van Groningen naar Coevorden over de Hondsrug.
Karrenroutes zijn historisch bekend van de late Middeleeuwen tot ver in de 18e eeuw. De wegen waren toen nog zandwegen en koetsen en wagens met handelswaren maakten gebruik van die wegen. Door weersomstandigheden waren die wegen vaak moeilijk begaanbaar. Als een spoor niet meer bruikbaar was, maakte men ernaast een nieuw spoor. Dit fenomeen wordt versporen genoemd. In de tijd van de karrenroutes was het Noordlaarderbos een heideveld, 'het Groote Veld'. De naam Noordlaarderbos dateert pas van 1932/1935 toen Natuurmonumenten eigenaar van het gebied werd.
Het archeologisch sleuvenonderzoek vond plaats in het noordelijke gedeelte van het bos. Daar is het aantal mogelijk doorgangen beperkt. De koetsen en karren konden hier alleen over de lager gelegen dalen tussen de zandruggen zijn gegaan. Voorbij de doorgangen waaieren de sporen al snel uit en zouden ze moeilijker terug te vinden zijn.Op een diepte van ongeveer 40 cm werden de karrensporen aangetroffen, die een spoorbreedte van ruim 1,20 m hebben. Duidelijk is te zien dat de sporen tussen de zandruggen lopen. Totaal zijn er vier sleuven gegraven. Drie ervan hebben de onmiskenbare profielen van karrensporen. Ook is duidelijk de versporing te zien. Nieuw uit het onderzoek is dat de dalen tussen de zandruggen er al waren voordat men er met karren of koetsen doorheen ging rijden.
Het onderzoek is onderdeel van het meerjarige vrijwilligersproject Onderzoek Geschiedenis Noordlaarderbos. Begin 2013 spraken wij hierover met coördinator Ingrid Schenk.