Huize Land- en Meerzicht aan de Hoornsedijk

Als u de laatste jaren over de Hoornsedijk hebt gefietst of gewandeld zal het u stellig zijn opgevallen: Hoornsedijk 17 staat te koop. Alleen is het nog steeds niet verkocht! Dat ondanks het op het pand vermelde telefoonnummer. Een intrigerende zaak waaraan ook door regionale omroepen als RTV Noord, RTV Drente en OOG-TV al aandacht is geschonken. Vermoedelijk is er sprake van enige onenigheid tussen de erven van de laatste bewoner/eigenaar. Dat was Margienus Henderikus Nijdam. Hij was ongehuwd en overleed in 2014 op 72-jarige leeftijd.

Margienus Nijdam zet ons op het spoor van de historie van dit pandje. Als bouwjaar kunnen we waarschijnlijk 1871 aanhouden. In de kadastrale registratie wordt namelijk voor het eerst in 1872 melding gemaakt van een opstal op het perceel en die registratie loopt meestal een jaar achter op de werkelijkheid. Verder onderzoek is niet goed mogelijk, omdat het archief van de gemeente vanaf omstreeks 1850 wat professioneler is beheerd dan in de jaren er voor. En die professionele benadering vergt dat veel stukken na een korte termijn worden vernietigd. Daarnaast zijn de notulen van de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders over de jaren 1864 tm 1888 gewoon zoek en dat is dan weer niet zo professioneel.

Het pand is gebouwd als arbeiderswoning door de erven Jan Warmolts. Als oplettende lezer van mijn columns zult u dan wellicht zeggen: “Jan Warmolts? Die is toch al in 1787 overleden”. Dat klopt, maar zijn nabestaanden hebben een deel van de nalatenschap – en dan met name de eigendommen rond het Paterswoldsemeer - zeer lange tijd niet verdeeld. Veel woningen aan de Hoornsedijk waren daardoor nog gedurende de gehele 19e eeuw eigendom van de erven Warmolts. En bij het beheer van de nalatenschap behoorde ook het onderhoud, afbraak en nieuwbouw van woningen en boerderijen. Pas in 1915 zijn de erven overgegaan tot de verdeling van de nalatenschap. Toen werden op een publieke veiling maar liefst negen woningen aan de Hoornsedijk verkocht (volgens de huidige nummering: Hoornsedijk 7, 9, 17, 18, 19, 20, 21, 31 en 32). Van Hoornsedijk 17 werd bij de verkoop vermeld, dat het in huur werd bewoond door Bernardus Vels. Koper van de woning op de genoemde veiling waren de bakker Roelf Nijdam van de Hoornsedijk en twee broers van zijn moeder uit Groningen. Zij verkochten het pand twee jaar laten aan de landbouwer Roelof Groenewold. Deze heeft hier vervolgens met zijn vrouw bijna tot zijn overlijden in 1938 gewoond.

Zo vanaf 1930 deed een nieuwe vorm van recreatie zijn intrede: kamperen. Dat dan uiteraard wel naar de mogelijkheden van die tijd. Bijna niemand beschikte over een auto en lichtgewicht tenten waren er nog helemaal niet. De enige mogelijkheid was dus dat je een tentachtig bouwsel voor langere tijd plaatste op een vaste plaats. En de oevers van het Paterswoldsemeer boden daarvoor een prachtige gelegenheid. Groenewold speelde daarop in en stond het kamperen toe op het achter zijn huis aan het meer gelegen weiland. De gemeente Haren zag dit met lede ogen aan. Was dit geen wildgroei?  Het raadsbesluit van 4 maart 1938 is daarover duidelijk: “Overwegende de wenselijkheid om het kamperen om en bij het Paterswoldschemeer, dat thans min of meer naar willekeur geschiedt, meer te concentreren en alleen op bepaalde terreinen gelegenheid tot kamperen te bieden. Dat dit het beste kan worden bereikt wanneer de gemeente de beschikking heeft over een kampeerterrein en de exploitatie door haar kan plaats vinden”. De gemeente wilde dus een eigen kampeerterrein exploiteren en om dat mogelijk te maken koopt de gemeente Hoornsedijk 17 inclusief het daarbij behorende weiland aan het meer waar dus al op gekampeerd werd. In de akte van overdracht wordt het pand Hoornsedijk 17 omschreven als “een behuizing genaamd ‘Land- en Meerzicht’, met schuur, erf en groenland”.

Een paar weken later delen BenW al het volgende mee aan de gemeenteraad: “Als huurder voor het aangekochte huis Hoornschedijk 17 hebben zich enige personen aangemeld, van wie wij S. Nijdam Szn. te Hoornschedijk het meest geschikt achten. Dezerzijds is daarbij de voorwaarde gesteld, dat door hem gedurende het zomerseizoen op het door de gemeente in exploitatie te brengen kampeerterrein toezicht en omtrent de toelating van kampeerders en bezoekers controle moet worden uitgeoefend. Het ligt in de bedoeling aan den huurder toe te staan de verkoop van ijs en alcoholvrije dranken”.

Erg succesvol verloopt de exploitatie van het kampeerterrein overigens niet. De gemeente is er nu wel in geslaagd het kamperen te concentreren op één terrein, maar voor kamperen is toch wel wat meer nodig dan een kaal weiland, zoals bijvoorbeeld waterleiding en toiletten. Voorts gaat Sieze Nijdam zijn eigen gang. De schuur bij de woning gebruikt hij voor het stallen van vee. Tegen de zin van de gemeente maakt hij van de woning en bijbehorende schuren geleidelijk een volledige boerderij. Erg netjes is hij ook niet.

Een rapport van 26 juli 1951 van de agent van gemeentepolitie Eppe bij ’t Werk is illustratief voor de gehele situatie. “Naar aanleiding van een woensdag 25 juli 1951 ingekomen klacht aan het politiebureau alhier over de onhygiënische toestand van de regenbak staande achter de woning van de kampwachter S. Nijdam, heb ik een onderzoek ingesteld. Van gemeentewege wordt op geregelde tijden en wanneer dit nodig blijkt een tankwagen met drinkwater naar het kampeerterrein gereden ten behoeve van de kampeerders. Ook wordt zo af en toe de regenbak staande achter de woning van Nijdam met leidingwater gevuld. Mocht de tankwagen vroegtijdig leeg zijn, dan kunnen de kampeerders het water uit deze regenbak halen. Ik zag dat het bij de regenbak erg nat en smerig was, terwijl het rook naar een gierlucht. Mij bleek, dat achter in de muur van de woning een gat was aangebracht waaruit nattigheid vloeide. In deze zelfde hoek is in het huis van Nijdam de w.c. aangebracht. Vermoedelijk is de w.c. emmer lek of de kinderen van Nijdam doen hun behoefte over de emmer, waardoor het uit het gat in de muur naar buiten vloeit en vervolgens boven op de regenbak blijft staan, wat een onaangename lucht geeft. Verder loopt op enkele meters afstand van de regenbak een goot waarin het gier van de mesthoop wordt geloosd. Het geheel ziet er smerig en rommelig uit wat bij warm weer een onaangename lucht verspreidt en niet ten goede komt van de kampbewoners, die water uit deze regenbak halen. Ook in het huis van Nijdam is het verre van netjes. In de afdeling waar de kinderen van Nijdam slapen hangt een vieze lucht. Volgens mij is Nijdam niet de aangewezen persoon om als kampwachter op te treden”.

In de loop der jaren heeft het kampeerterrein zich ontwikkeld tot het terrein met zomerhuisjes ‘De Mannewiek’. De gemeente verkoopt dit terrein in 1985 aan het Meerschap Paterswolde. Twee jaar eerder heeft de gemeente Hoornsedijk 17 dan al verkocht aan de zoon van Sieze Nijdam, de bovengenoemde Margienus Henderikus Nijdam.

De foto is gemaakt door Jan Wakker.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 72.

De overzwaai aan de Hoornsedijk

 

Het optreden van de industrieel Jan Evert Scholten kenmerkt zich door het streven zijn omgeving voortdurend aan te passen aan zijn wensen. Zo heeft hij nog maar net zijn buitenhuis Villa Gelria aan de Rijksstraatweg in Haren (nu Verlengde Hereweg 163 te Groningen) betrokken of hij spant zich al in om in Helpman langs de weg straatlantaarns te plaatsen. Hij ondersteunt zijn initiatieven meestal door zelf royaal met de geldbuidel te zwaaien. Zo betaalt hij een derde deel van de kosten van de zes lantaarns die als uitvloeisel van zijn initiatief in 1877 in Helpman worden geplaatst.

Begin 20e eeuw trekt Jan Evert Scholten zich terug uit het familiebedrijf om zich geheel aan zijn hobby’s en nevenactiviteiten te kunnen wijden. Hij richt zijn aandacht dan onder andere op het Paterswoldsemeer. In 1908 bouwt hij hier aan de huidige Meerweg een theehuis, dat we nu kennen als de Paalkoepel. Maar voordat het tot die bouw kwam, moest wel geregeld worden, dat dat bouwwerk goed bereikbaar was. Tot dan was er alleen een looppad over de dijk langs de Schipsloot, maar Jan Evert Scholten prefereerde het uiteraard om per koets te reizen. Daarom zorgde hij er voor, dat door particulier initiatief en uiteraard weer met een forse financiële inbreng van zijn kant de Kunstweg Haren-Paterswolde (de huidige Meerweg) werd aangelegd inclusief een verlegging van een deel van de Schipsloot en de bouw van een brug over het Noord-Willemskanaal.

Dat was echter nog niet voldoende. Op het Paterswoldsemeer kon leuk gezeild worden, maar bereikbaar per boot was het meer niet. Dat was natuurlijk erg ongemakkelijk als je zeilwedstrijden wilde organiseren met wat meer dan alleen lokale allure. Dus zocht Jan Evert Scholten ook hier naar een oplossing. In 1910 zette hij hiertoe de eerste stappen. Hij kocht toen een boerderij aan de Hoornsedijk van Hindrik Luinge. Direct na aankoop liet hij de oude boerderij afbreken. Zo kreeg hij de beschikking over een gunstig terrein aan de Hoornsedijk. Langs dit terrein liep namelijk een sloot genaamd de Mannewiek en die sloot stond in open verbinding met het Paterswoldsemeer. Dit was een goede plek om boten vanuit het Hoornsediep over de dijk te tillen. In april 1910 zijn de plannen voor zo’n kraan of overzwaai concreet. We lezen er over in het Nieuwsblad van het Noorden van 10 april 1910: “Naar wij vernemen is in een gisteravond gehouden vergadering van het comité ad hoc besloten om over te gaan tot het bestellen van een kraan welke zal worden geplaatst op de westeroever van het Hoornschediep en dienst zal doen om bootjes uit dit diep in het Paterswolder meer, en omgekeerd, over te brengen. De kraan zal met de onkosten van plaatsing komen op ongeveer 1400 gld., welk kapitaal bijeen gebracht wordt door het plaatsen van aandeelen a 10 gld. Een der oprichters der commissie, de heer S., nam 50 aandeelen, de Algemene Nederlandsche Wielrijders Bond 25, terwijl er in totaal reeds 128 aandeelen zijn geplaatst”. Grappig is het om te zien dat ook de ANWB in die tijd dit soort recreatieve voorzieningen mee financierde.

De kraan kwam er en is te zien op de bovenstaande foto. De situatie is ook nu nog goed herkenbaar als u op de Hoornsedijk gaat staan ter hoogte van huisnummer 14 en in zuidelijke richting kijkt. U ziet dan de sloot op de foto naar rechts van de dijk afbuigen en achter de woningen Hoornsedijk 15 en 16 langs lopen. Vervolgens loopt de sloot langs het weggetje naar het huisjesterrein De Mannewiek naar het Paterswoldsemeer. De kraan werd bediend door Johannes Nijdam. Deze woonde in het huis Hoornsedijk 14. Via het bruggetje over de sloot kon hij snel bij de kraan komen. Wie de dames met kinderen op de foto zijn, is helaas niet bekend. Johannes Nijdam was vrijgezel, dus zijn vrouw en kinderen kunnen het niet zijn. Het huis dat achter de in de takels hangende boot te zien is, is Hoornsedijk 15.

Al snel na de aanleg bleek de kraan niet goed te voldoen. De capaciteit was te gering om ook motorboten over de dijk te tillen. Reeds op 21 januari 1912 belegde de vereniging Het Paterswoldschemeer onder voorzitterschap van Jan Evert Scholten twee vergaderingen – ’s middags in Groningen en ’s avonds in Paterswolde – om te spreken over een betere oplossing. Volgens het bestuur zou dit een sluis moeten zijn. De kosten daarvoor werden geraamd op f.10.000,-. De bespreking in Paterswolde nam echter een verrassende wending. De aanwezigen spraken hun voorkeur uit voor een veel ambitieuzer plan. Er moest geen klein sluisje komen voor alleen de pleziervaart, maar een sluis voor grotere boten. Daarnaast moest dan gezorgd worden voor een verbinding van het Paterswoldsemeer via de Woldsloot, het Eelderdiep, het Peizerdiep en het Koningsdiep naar het Hoendiep. Dit zou de sluis ook aantrekkelijk maken voor de beroepsvaart. Er werd een comité ingesteld om dit voorstel uit te werken en te bespreken met het waterschap Westerkwartier en de gemeente Eelde. Uiteraard maakte Jan Evert Scholten weer deel uit van dit comité. Uitwerking van deze plannen zouden van het Paterswoldsemeer een watersportgebied van allure hebben gemaakt. Het is er echter niet van gekomen.

Pas 15 jaar later werd alsnog een sluisje gerealiseerd. Dit sluisje werd op 1 maart 1927 in gebruik genomen. De opening werd echter gecombineerd met de viering van het 10-jarig bestaan van het Clubhuis aan de Meerweg op 26 mei 1927. Het Nieuwsblad van het Noorden schreef hier de volgende dag over: “Tegen twee uur begaf men zich naar de overzijde van het meer, waar sinds 1 maart jl. de nieuwe sluis is opengesteld; met de officieele opening had men echter tot dezen dag gewacht. Een lange rij van motorbooten vulde reeds de sloot, die de sluis met het meer verbindt; ook zagen we er een viertal gepavoiseerde jachten der zeilvereeniging De Twee Provinciën. Aan den anderen kant lag de Libelle, de mooie motorboot van den heer Oving, aan boord waarvan zich verschillende genoodigden bevonden”. Hermanus Ellens Oving was de schoonzoon van Jan Evert Scholten. Hij had het initiatief van zijn schoonvader opgepakt en gezorgd voor de aanleg van het sluisje. Precies groot genoeg voor zijn eigen boot Libelle.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 71.

Herrie in de polder

Als u vanuit het dorp Haren op de Oosterweg naar het noorden fietst of wandelt, kunt u in de bocht bij het huis Den Horn (horn = bocht) rechtsaf de Noorderzanddijk op. U passeert dan al snel de spoorlijn Groningen-Meppel en zo’n 700 meter daarna de spoorlijn Groningen-Winschoten. Ruim 100 meter na die spoorwegovergang maakt de Noorderzanddijk een bocht naar rechts en loopt met een grote boog langs een oude loop van de Hunze richting het Winschoterdiep. Waar ik aandacht voor vraag is de sloot die kort na de bocht in de Noorderzanddijk aan uw rechterhand ligt. U ziet dat deze sloot zich al snel splitst. Het rechtse deel loopt onder de spoorlijn Groningen-Winschoten door richting Haren. U staat nu bij een markant punt in de geschiedenis van de Harener waterstaat: het Harener zijltje. Hier werd het overtollig water van de Harener Oosterpolder gespuid op het Schuitendiep (Winschoterdiep) en om te voorkomen dat het water bij hoogwater weer de polder inliep was er een zijl. Gedurende enige tijd is hier ook wel een sluis geweest. Dus een voorziening met twee deuren in plaats van het zijltje met een deur. Die sluis maakte het mogelijk schepen te schutten. Het zullen geen grote schepen geweest zijn, maar u moet de betekenis van dit water voor het dorp Haren niet onderschatten. Van hier was er een directe vaarverbinding – de Harener Schipsloot - naar de buitens Mikkelhorst en Emdaborg en naar een haventje aan de Oude Middelhorst. De vijver bij het station is nog een laatste restant van deze verbinding. Zonder deze verbinding over water zouden de beide buitens er waarschijnlijk nooit geweest zijn. Op google maps is de loop van deze Harener Schipsloot nog goed te zien.

Waarschijnlijk bent u op uw tocht over de Noorderzanddijk niet veel andere fietsers of wandelaars tegen gekomen. Als u maar in zuidoostelijke richting blijft kijken, kunt u genieten van een rustig open polderlandschap. Hoe anders was het hier in de jaren 1866 tot en met 1868. Toen werd eerst de spoorlijn Groningen-Winschoten aangelegd en daarna de spoorlijn Groningen-Meppel. Voor het maken van de aardebaan van de spoorlijn kwamen zogenaamde polderwerkers vanuit het hele land naar Haren. Veel van die polderwerkers woonden in keten, maar een aantal beschikten over een bootje en dat legden ze in de Harener Schipsloot. Zo werd het hier een drukte van belang. De schrik zal de bewoners van Essen en de Oosterweg wel om het hart geslagen zijn, want de polderwerkers stonden nu niet direct bekend als ‘lieverdjes’. Toch vinden we in de vonnissen van de rechtbank te Groningen in de jaren 1866 tot en met 1869 niet veel zaken, waarbij sprake is van diefstal door polderwerkers. Een van de weinige is de veroordeling op 29 juni 1867 van de schipper Hendrik Jager, wonende op den Esserpolder, tot zes maanden gevangenisstraf wegens de diefstal van twee aalfuiken toebehorende aan de landbouwer Jan van Hemmen te Haren. Als in februari 1869 een schaap wordt vermoord in het land De Holten genaamd, aan Mr. O.J. Quintus toebehorende en gelegen te Hemmen onder Haren, wordt ook met een beschuldigende vinger naar de polderwerkers nabij het spoor te Essen verblijvende gewezen, maar enig bewijs is er niet.

Onderling raakten de polderwerkers af en toe wel slaags. Martinus Buskers, 31 jaar, geboren te Rotterdam, wordt op 18 juli 1867 veroordeeld tot vijftien dagen gevangenisstraf en drie geldboetes van f.8,- wegens mishandeling van drie andere polderwerkers. Kornelis Blewanus en Jan de Bonte, beide geboren in Noord-Brabant, hebben hun handjes ook wat te uitbundig laten wapperen. Zij hebben Egbertus Wolters in de Esserpolder een klap op de schouder en een stoot voor de borst gegeven en worden op 21 november 1867 veroordeeld tot een geldboete van f.5,- voor beiden.

Begin 1867 vond bij het Harender zijltje een triest ongeluk plaats. De Drentsche en Asser Courant bericht hier op 24 januari 1867 het volgende over. “In den vroegen morgen van maandag jl. gingen de personen Geert Molenberg en Hendrik Gorens, woonachtig buiten de Oosterpoort te Groningen; werkzaam aan den spoorweg Groningen-Winschoten, over ijs op schaatsen naar hun werk. Na eerst over de vlakte te zijn gereden, moeten zij over het Harenderzijltje zijn gegaan en hadden toen het ongeluk van den dijk neer te glijden en onder het ijs te geraken. Hoewel enige arbeiders in de verte iets hoorden roepen, zijn zij op dat ogenblik door niemand opgemerkt en alzoo beide verdronken. De genoemde personen laten diepbedroefde weduwen, de eerste met 5, de tweede met 2 kinderen, achter”. Helaas blijft het niet bij dit ongeluk. Op 15 juli 1867 komt de vierjarige Gerrit Giele, zoontje van een polderwerker, onder een met stenen beladen wagen terecht. “Ten gevolge waarvan het onmiddellijk een lijk was”, zoals we in de Drentsche en Asser Courant van 20 juli 1867 kunnen lezen.

Eind 1867 wordt het maken van de aardebaan voor de spoorbaan Groningen-Meppel gegund aan de aannemer Harkema te Warfhuizen. Dat betekent weer een nieuwe klus voor de polderwerkers. De Drentsche en Asser Courant schrijft op 25 januari 1867: “Voor vele arbeiders, die zich hier thans ophouden en bij gebrek aan werk niet in hun onderhoud kunnen voorzien, wordt daardoor weer de gelegenheid geopend een eerlijk stuk brood te verdienen”. Want dat laatste blijkt regelmatig wel een probleem. De polderwerkers krijgen alleen betaald voor gewerkte uren. In de winter zitten ze dus zonder inkomsten en velen redden het dan niet zonder ondersteuning door de diaconie en/of de gemeente. De gemeente Haren heeft het daar vooral in de winter van 1867/1868 erg druk mee. Gelukkig kunnen de kosten in rekening worden gebracht bij de gemeente waar de betrokkene ‘domicilie van onderstand’ heeft. Meestal is dat de gemeente van geboorte. Op 15 februari 1868 stuurt de gemeente maar liefst 65 declaraties aan andere gemeentebesturen. Dat het in de meeste gevallen om polderwerkers gaat blijkt wel uit de vanuit Harens perspectief ‘exotische’ geboorteplaatsen: Groede, Westdorp, Groesbeek, Enkhuizen, Duiven, Breda, Stompwijk, Vollenhove, St. Oedenrode, Vlijmen, St. Philipsland, Mijdrecht, Hooge Zwaluwe, Roosendaal, Moergestel, Olst en Rotterdam.

Illustratief voor de situatie is een brief van de burgemeester d.d. 24 maart 1868 aan de eerstaanwezend ingenieur van de Staatsspoorwegen te Groningen. “Het bestuur van den Oosterpolder te Haren beklaagt zich bij mij over belemmering van den afvoer van water door het Boeremaar. Deze belemmering ontstaat door de aanwezigheid van een gezonken scheepje – vroeger door polderwerkers bewoond – en door nog twee scheepjes door polders bewoond, alles in het maar bij den spoorwegbrug en dus binnen het zijltje. Ik vermeen dat door uw bemiddeling die belemmering het spoedigst en gemakkelijkst uit den weg geruimd zal kunnen worden en verzoek diensvolgens uwe tusschenkomst in deze”.

Tenslotte hoort bij elke column een plaatje. Het lukte mij niet een afbeelding te vinden van het Harener zijltje. Dus is het een afbeelding van de spoorlijn geworden. In het jaarboek Hervonden Stad 2018 schreef Froukje Veenman het artikel ‘Stopte de trein bij Groenestein?’. Bij dit artikel plaatste zij een afbeelding van een schilderij van Gerrit van Houten op een deurpaneel in zijn geboortehuis aan het Damsterdiep 215 te Groningen (Collectie Gerrit van Houtenstichting). Op het schilderij is het spoor te zien ter plaatse van de huidige Helperzoomtunnel met geheel links de molen Gideon aan het (oude) Winschoterdiep.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 70.

Heibel in de kerk

Op zoek naar materiaal voor mijn columns spit ik onder andere de strafzaken bij de rechtbank te Groningen in de 19e eeuw door. Niet steeds met resultaat, maar af en toe vind je toch wel wat. Wat te denken van Jan Meinema, 31 jaar, schoenmaker te Haren, die op 14 oktober 1869 wordt veroordeeld tot drie dagen gevangenisstraf, omdat hij op 18 juli van dat jaar de dorpsveldwachter Harmannus de Groot een stoot voor de borst heeft gegeven toen deze in opdracht van burgemeester Jorissen in de kerk van de Christelijk Afgescheidenen de orde bewaakte. Dat vraagt nader onderzoek. Wat deed die veldwachter daar in functie in de kerk en wat was de reden voor die ordeverstoring?

Uit de behandeling van de strafzaak zelf worden de achtergronden van het gebeurde niet duidelijk. In de zaak worden maar liefst zes getuigen gehoord: de genoemde veldwachter Harmannus de Groot, arbeider Harm Smeenk, 54 jaar, landbouwer Pieter van Hemmen, 19 jaar, landbouwer Jan de Groot, 30 jaar, landbouwer Berend de Jonge, 55 jaar en Antje Nijdam, weduwe van Berend Jansen, 59 jaar. De laatste drie personen zijn op verzoek van Jan Meinema opgeroepen als getuigen à décharge. De veldwachter geeft aan, dat hij door de burgemeester naar de kerk is gezonden, omdat er tijdens de ochtendpreek veel ongeregeldheden waren. Harm Smeenk verklaart, dat hij in de namiddagpreek in de Christelijk Afgescheidene kerk heeft gezien, dat beklaagde veldwachter Harmannus de Groot een stoot voor de borst gaf. Beklaagde scheen kwaad te worden, omdat de veldwachter een meisje, dat zeer veel rumoer maakte, bij den arm vatte om haar uit de kerk te verwijderen. Jan Meinema zegt daarop, dat de veldwachter een meisje zodanig aan de kleren trok, dat zij scheurden. Hij zei toen alleen: “moet dat zo”. Hij heeft de veldwachter niet aangeraakt. Getuige Smeenk kan het voorval volgens hem niet gezien hebben. Hij zat boven in de kerk. Smeenk verklaart daarop, dat hij het duidelijk gezien heeft en dat hij toen de stoot gegeven werd in de onmiddellijke nabijheid van de veldwachter stond. Pieter van Hemmen verklaart ongeveer hetzelfde als Harm Smeenk. Jan de Groot, Berend de Jonge en Antje Nijdam ondersteunen de verklaring van Jan Meinema, maar bij nader doorvragen van de rechter blijkt, dat Jan Meinema de veldwachter niet gestoten heeft toen hij aan het meisje trok, maar iets later. Daarmee zijn de verklaringen van de getuigen à décharge voor Jan Meinema waardeloos en acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Een ambtenaar in functie mag je niet slaan.

Op zoek naar de achtergronden van het gebeurde zoek ik naar berichten in kranten. De meest aangewezen krant daarvoor is de Groninger Courant, maar helaas staat die nog niet in het systeem delpher.nl, dat via internet eenvoudig is te raadplegen. Gelukkig schreven kranten in die tijd regelmatig berichten van elkaar over en zo kan ik in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 23 juli 1869 het volgende bericht vinden, dat door deze krant is over genomen van de Groninger Courant: “Gepasseerden Zondag had in het dorp Haren, in de Christelijke afgescheidene kerk, een voor veler gemoed zeer onaangename gebeurtenis plaats. De leeraar aldaar door de synode uit zijn dienst ontslagen, meende in zijn recht te zijn den stoel te beklimmen. De gemeente hiermede onbekend, zag verwonderd op hoe de man het durfde wagen die plaats in te nemen. Toen hij nu zijne leerrede begon, zocht men door vele middelen hem het zwijgen op te leggen. Hij stoorde zich echter niet aan bedreigingen of tegenkantingen, vervolgde zijne leerrede en hield daarmede vol, totdat de preek uit was, ofschoon de toehoorders, op eenige weinigen na, verdwenen waren. 's Nademiddags trad hij andermaal op en was de verwarring niet minder; zoo zelfs, dat men, volgens zeggen, tot handelen is overgegaan”.

Dat bericht in de krant is weer alle aanleiding het boek 'Kerkmensen onderweg, wat heeft ze bezield' (Haren, 2002) er bij te pakken. In dat boek wordt onder eindredactie van Jan A. Niemeijer de historie van de Christelijk Afgescheiden (later Gereformeerde) gemeente beschreven. Het gebeurde in de kerk op 18 juli 1869 staat niet in het boek, maar over de ontslagen leraar lezen we wel het een en ander. De in 1823 te Bedum geboren Jacob Tjapkes Bos kwam in 1861 als predikant vanuit Emmen naar Haren. Nadat hij enige jaren in Haren werkzaam was, werden er klachten tegen hem ingediend. Hij zou vrouwen uit zijn gemeente op een volstrekt ontoelaatbare manier hebben benaderd en ook ontuchtige woorden hebben gebezigd. De kerkenraad was zeer met de zaak verlegen. Hoe moest er gehandeld worden? Bos gaf in eerste instantie toe, dat hij onjuist gehandeld had en wilde zijn schuld belijden tegenover de kerkenraad en de betrokken vrouwen, in de verwachting dat de affaire daarmee beëindigd zou zijn. Maar de kerkenraad nam daar geen genoegen mee. Daarop werden er in september 1868 twee speciale kerkenraadsvergaderingen gehouden onder leiding van een consulent, de Groningse predikant H. Renting. Bos bestreed de aanklachten niet en vroeg om vergeving. Het was echter duidelijk dat hij niet langer in de gemeente kon functioneren, omdat zijn positie onhoudbaar was geworden. Hij werd geschorst en later door de classis gehoord en afgezet. Dat accepteerde hij echter niet met als gevolg de escalatie op 18 juli 1869. Ook wilde hij de pastorie niet verlaten. Mogelijk heeft die weigering nog geleid tot een tweede stafzaak, waarin de rechtbank Groningen ook op 14 oktober 1869 uitspraak deed. Beklaagde in die zaak was Hendrik Hindriks, oud 59 jaar, arbeider, geboren en wonende te Onnen. Hem werd ten laste gelegd, dat hij J.T. Bos op 18 juli 1869 in de gang van diens woning had aangegrepen, op den grond geworpen, geslagen en verwond had. De rechtbank achtte dit echter niet overtuigend bewezen en concludeerde daarom tot vrijspraak. Begin 1870 vertrok Jacob Tjapkes Bos naar Amsterdam.

Ook Jan Meinema is tamelijk kort na het gebeurde uit Haren vertrokken. In de zomer van 1869 woonde hij aan de Straatweg (nu Rijksstraatweg 185) te Haren met zijn vrouw Johanna Ellens, de dochters Annechien en Trijntje en de zonen Jan en Willem. Zoon Jan overleed op 4 augustus 1869, 7 jaar oud. Was hij op 18 juli misschien al ziek, en was vader Jan, die daarvoor ook al twee kinderen had verloren, om die reden wat kort door de bocht tegenover de veldwachter?

Op de foto de kerk van de Christelijk Afgescheiden gemeente aan de Kerkstraat te Haren. Het gebouw op de foto dateert van 1881. Voor die tijd, dus ook in 1869, stond er een kleiner gebouw.

De columns ‘Harener Historie’ worden geschreven door Eppo van Koldam. Iedere twee weken verschijnt een nieuwe column. De eerste 78 columns zijn verschenen in het Harener Weekblad. De serie is per 1 april 2020 voortgezet op www.oldgo.nl. Dit is digitale column nr. 69.

Subcategorieën

Old Go

De Harense Historische Vereniging Old Go is opgericht in januari 2010 en houdt zich bezig met de geschiedenis van de voormalige gemeente Haren. De gemeente bestond uit de dorpen Haren, Glimmen, Onnen en Noordlaren en de buurtschappen Essen, Dilgt en Hemmen. Op 1 januari 2019 is de gemeente Haren in het kader van de gemeentelijke herindeling samengegaan met de gemeenten Groningen en Ten Boer. 

Gevarieerd aanbod

Lezingen en excursies

Organisatie Open Monumentendag 

Uitgave van Harens Old Goud, 2x per jaar, een tijdschrift met een breed aanbod van artikelen en oude foto's

Publicaties in Haren de Krant

Presentatie en promotie op evenementen.

Info-centrum

Kom eens langs in het Info-centrum van Old Go! Elke eerste donderdag van de maand kunt u van 14.00 tot 16.00 uur bij ons terecht voor inzage in ons archief. We hebben een luisterend oor voor uw (oude) verhalen met of zonder foto’s. Voor vragen en informatie kunt u mailen naar info@oldgo.nl. Het adres is: Oude Brinkweg 12A, Haren; de trap op naar boven.   

Contact

Wilt u lid worden?  Zie ons aanmeldingsformulier. 

Heeft u een algemene vraag of opmerking:  info@oldgo.nl

Wilt u een artikel of foto's aanbieden voor Harens Old Goud: redactie@oldgo.nl